Vorig jaar rond deze tijd was ik genomineerd voor de Joost Zwagerman Essayprijs 2021. Ik was zo trots als een hond met zeven lullen, aangezien het mijn eerste essay ooit was. Je leest het HIER.
De feestelijke bekendmaking van de winnaar en aansluitende prijsuitreiking waren in theater De Vest in Alkmaar. In de foyer schudde ik handjes met de andere genomineerden. Ik had ze allemaal gelezen en meende te weten wie van ons met de prijs van zevenduizend euro naar huis zou gaan. Dat wil zeggen, als ik zelf niet zou winnen. En die kans was er, want hoe goed ik mijn essay ook vond, er was één essay dat ik beter vond dan alle anderen.
De avond is een beetje een waas in mijn geheugen, vanwege de spanning, maar ik herinner mij een innemende Ronald Giphart die heerlijk smeuïg en opgewekt vertelde over zijn vriendschap met Joost Zwagerman. Ik heb nooit een boek van hem gelezen, maar een orale meesterverteller is hij in ieder geval. De zaal hing aan zijn lippen en iedere anekdote werd met gelach onthaald.
Verder herinner ik mij de keynote speech van een van de juryleden, een gerenommeerde Nederlandse schrijfster. Waarover hij ging weet ik niet meer. Zij kan erg goed schrijven, maar aan haar orale vertelkunst schortte het danig. Kuchend vanwege haar astma en moeilijk verstaanbaar en vlak van stem worstelde zij zich door een veel te lang verhaal, waarvan de strekking niet echt uit de verf kwam. Of zoals Barend Servet zou zeggen: "Verdomd interessant, maar gaat u verder."
En toen was dan het moment daar. De genomineerden werden voorgesteld, waarna de voorzitter de winnaar bekend maakte. En de winnaar was... iemand anders. De prijs ging naar het essay waarvan ik hoopte dat het zou winnen als ik niet zelf tot winnaar zou worden uitgeroepen. Ik feliciteerde mijzelf met mijn vooruitziende blik. Een schrale troost.
Het publiek keerde huiswaarts en de genomineerden bleven nog even hangen in de zaal, waar we te horen kregen dat de stiekem geplande feestelijkheden achteraf toch niet doorgingen. Er werd in het theater streng toegezien op de regels omtrent covid-19.
En daarmee was de avond afgelopen. Nog een keer handjes schudden in de foyer en tot nooit weer ziens. In de auto op weg naar huis bedacht ik mij: winnen doe je één keer, genomineerd ben je voor altijd.
De volgende dag begon met een licht katergevoel. Zo vaak word ik immers niet wakker met de gedachte dat ik nog geen vierentwintig uur geleden zevenduizend ekkies had kunnen winnen. Na de koffie besloot ik dan toch maar te gaan werken. Werken om aan te sterken.
Ik trapte mijn computer aan en opende mijn mailbox. Mijn kater sloeg gillend op de vlucht toen ik daarin het volgende bericht vond...
Hoe dit afloopt, aardbewoners, lezen jullie in deel 2.
Reactie plaatsen
Reacties