Kort verhaal

De Schaduw van de Geschiedenis

In het dorp wordt gevochten. Lichtspoormunitie trekt rode strepen door de lucht. Vanuit de wachtbunker kijk ik uit op brandende huizen. Een roestig trekkertje rijdt voorbij. Op de platte aanhangwagen erachter zit een groepje mannen met de ruggen tegen elkaar, de handen voor de buik gebonden.

Een dag later zie ik de mannen weer. Ze staan in een veld, een eind van de weg af, ieder met een spade in de hand. Onder het toeziend oog van een gewapende bewaker graven ze hun eigen graf. Het is winter 1993.
Terug op het kamp, in de ontspanningsruimte. Op de lectuurtafel ligt een krant van een paar dagen geleden. Oud nieuws dat nog wat napruttelt in deze omgebouwde loods in dit door oorlog verscheurde dorpje in centraal Bosnië.

Er is onderhandeld met de strijdende partijen in de omgeving, lees ik, en er is een staakt-het-vuren overeengekomen. Buiten klinken geweerschoten – hoge, droge knallen, Klak! Klak! Klak! Blijkbaar is het nieuws nog niet doorgedrongen tot in het dorp.

Ik lees over ongelukken in Nederland door het slechte weer. Bill Clinton volgt George W. Bush op als president van de Verenigde Staten. De beurzen zijn voorzichtig optimistisch. Mijn oog valt op een cartoon.
Een man in een pak zegt dat de oorlog in Bosnië de volle aandacht heeft van de Verenigde Naties, maar dat er geen overhaaste beslissingen moeten worden genomen. Terwijl hij praat vult het landschap achter hem zich met graven en brandende huizen. In het laatste plaatje kleurt de hemel zwart van de rook. Ik vouw de krant op, hang mijn geweer om en loop naar mijn tent. Over een uur begint mijn volgende wachtdienst.

Na een week wachtlopen gaan ik en de rest van mijn peloton weer drie weken op transport. Iedereen moet meehelpen het kamp te beveiligen, maar onze eigenlijke missie is humanitaire hulp verlenen. Met onze vrachtwagens rijden we langs de frontlijn, naar plekken waar verder geen mens meer komt. We brengen voedsel, slaapzakken, medicijnen. Soms nemen we ontheemden mee die we dan naar een kamp brengen. Mensen op de vlucht, mensen die “alles zijn kwijtgeraakt”, zoals dat op het nieuws wordt genoemd. Maar ze zijn niet alles kwijtgeraakt. Het is ze afgenomen.

Een oorlog doet iets met het soortelijk gewicht van woorden. Sommigen zweven opeens zo licht als een sneeuwvlokje door de lucht. Vredesonderhandelingen. Internationale gemeenschap. Safe area. Je steekt je tong uit en zo’n woord landt erop en binnen een tel is het weggesmolten.

Andere woorden bezwijken haast onder hun eigen gewicht, loodzwaar en angstaanjagend. Etnische zuiveringen. Genocide. Vluchtelingenstroom.

En dan in de winter van 1995 is het vrede. De wens wordt waarheid door hem op papier te zetten. Handtekeningen eronder en klaar. Niemand viert feest.

Zevenentwintig jaar later is de vrede in voormalig Joegoslavië nog steeds van papier, en al die jaren rijdt er een roestig trekkertje door mijn geheugen en graaft een groep mannen zijn eigen graf op het slagveld van mijn herinneringen. Soms neemt het trekkertje een omweg en nemen de mannen even pauze van het graven, maar vroeg of laat tuft het landbouwvoertuig weer door mijn gedachten en pakken de mannen hun scheppen weer op.

Ik zit op de vloer van mijn studeerkamer. Op zoek naar inspiratie voor dit verhaal rommel ik in de sporttas waarin ik de aandenkens aan mijn diensttijd bewaar. Onderin vind ik een stapeltje gekopieerde A4’tjes in een doorzichtig plastic mapje. Ooit gekregen, nooit gelezen.

CHRONOLOGIE 1 (NL/BE) UN TRANSPORT BATTALION staat erboven. Ik begin te lezen, graaf een tunnel in de tijd.

 

1 okt 92 Alle eenheden ontvangen een telegram waarin vrijwilligers gevraagd worden om zich te melden voor het VN-Transportbataljon.

2 okt 92 Ruim vierhonderd militairen bezoeken de informatie-bijeenkomst in de filmzaal in Nunspeet. Na indeling blijven 150-200 personen over. De Algemene Vereniging Nederlandse Militairen zal later een persbericht uitgeven waarin gemeld wordt dat de belangstelling bedroevend was.

De muren van mijn studeerkamer vallen om en achter de omgevallen muren doemt het dorp op. Koud en modderig in de winter, heet en stoffig in de zomer. Ik blader en lees en loop weer door de straten.

28 jan 93 Om 13.30 neemt de Alfa-compagnie waar dat er 8 moslims naar de begraafplaats werden gebracht. Er werd geconstateerd dat zij graven moesten graven voor 5 personen die reeds dood waren.

Dertig jaar oude, diepgewortelde herinneringen spatten in scherven uiteen. Om mij heen barst de grond open. Zombies klimmen uit hun graven. Oogkassen vullen zich. Vlees groeit terug op botten. Rottende kleding herstelt zich vanzelf. De mannen rekken zich uit als na een lange slaap, lopen weg en laten mij achter in de vrieskou van 28 januari 1993. Waarna het beeld vervaagt.

De omgevallen muren van mijn studeerkamer worden weer opgetrokken, zoals wanneer je een film achterstevoren afspeelt. De brokstukken vliegen omhoog, passen keurig in elkaar. Stof wordt terug de scheuren ingezogen en de scheuren lossen op.

Ik zit op de vloer, herlees de passage. Woorden liegen niet. Mensen wel, soms onbedoeld en ongewild. Mensen interpreteren en fantaseren. Het is hun superkracht en ultieme zwakte. Met het woord schept de mens werelden en verhalen en eigen waarheden. Waarheden die zomaar kunnen sneuvelen, op een doodgewone dag als vandaag. Ik moet denken aan de film Scarface en iets wat hoofdpersoon Tony Montana zegt.
“I always tell the truth, even when I lie.”

Zojuist zijn acht mensen opgestaan uit de dood en liggen er vijf nieuwe lichamen in hun plaats te vergaan, in de schaduw van de geschiedenis. Gezichtloos, gewichtloos, woorden op papier.

Ik steek het papier terug in de plastic map, stop de map terug in de tas, berg de tas op en verlaat de kamer. Het is woensdag 20 juli, 2022. In Europa woedt al weer een nieuwe oorlog.